Philips QL 85 Watt

Inductie lamp jaren 90

Electrodeless induction lamp
Afgezien van de manier om vermogen aan de kwikdamp in de ontladingsruimte toe te voeren, zijn deze lampen in werking vrijwel gelijk aan gewone fluorescentielampen (TL buizen). De kwikdamp wordt elektrisch aangeslagen, waarbij elektronen in een hogere energiebaan worden gebracht, bij het terugvallen naar de oorspronkelijke baan geven ze ultraviolette (UV) straling af. De ultraviolette straling wordt door de fluorescerende laag die op de binnenzijde van de glazen ballon, die de ontladingsruimte vormt, omgezet in zichtbaar licht. De meest gangbare uitvoeringsvorm bestaat uit een ballonvormige ontladingsruimte (A) van glas, met dezelfde vorm als een gloeilamp, waarin een glazen buis (B) van achter de ballon in steekt. In deze buis wordt een antenne, aangeduid als power coupler, aangebracht. Dit is een spoel met een buisvormige ferrietstaafkern waarop een geïsoleerde draad is gewikkeld.

In uitvoeringsvormen die op lage frequenties werken, bestaat de lamp uit twee parallel lopende lange buizen, verbonden door twee korte buizen. Om de korte buizen zijn spoelen aangebracht.

De spoelen zijn verbonden met een elektronisch voorschakelapparaat (C), dat een hoogfrequente spanning opwekt. Voor inductielampen gebruikelijke frequenties zijn 13,6 MHz, 2,65 MHz en 130 tot 400 kHz. Een resonantiecircuit in de uitgang van het voorschakelapparaat, waar ook de Power Coupler deel van uit maakt, wekt een hoge spanning op om de lamp te ontsteken. Als de lamp is ontstoken daalt de spanning tot het normale bedrijfsniveau. Het ontsteken vindt binnen enkele milliseconden plaats.

Het hele systeem is te beschouwen als een transformator, waarbij de power coupler de primaire wikkeling vormt en de gasontladingsboog in de ontladingsruimte een secundaire wikkeling met een winding, die tevens de belasting van de transformator vormt. De voorschakelapparaten worden aangesloten op de netspanning van het openbare elektriciteitsnet, maar kunnen voor de meeste types ook op gelijkspanning worden aangesloten, bijvoorbeeld voor noodverlichting uit accu's.

In conventionele gasontladingslampen vormen de elektroden de levensduur beperkende factor. Een elektrodeloze lamp heeft deze beperking niet en kan daardoor een zeer lange levensduur hebben. De lampen met een extern voorschakelapparaat tot 100.000 branduren, oftewel 11½ jaar continu aan of 23 jaar alleen overdag of alleen 's nachts. De lampen met een geïntegreerd voorschakelapparaat gaan 15.000 tot 30.000 uur mee. Er zijn hoogwaardige elektronische circuits in de voorschakelapparaten nodig om zo'n lange levensduur te kunnen bereiken, met een zeer laag voortijdig uitvalpercentage. Inductielampen zijn relatief duur en vinden daarom vooral toepassing in situaties waarin de vervangingskosten van de lampen hoog zijn.

Er wordt nog steeds onderzoek gedaan naar verbetering in inductielampen. Verder hebben inductielampen industriële toepassingen, als uv-stralingsbron. In dat geval wordt de lampballon van kwartsglas gemaakt, en wordt er geen fluorescentielaag aangebracht